Soms ligt een melodie, een thema, akkoord of concept aan de basis van een compositie Bij Alexander Khubeev (1986) is het meestal een onbekende instrumentale klank. Hij heeft bijna alle orkestinstrumenten thuis. “Ik wil het altijd zelf proberen. Dan heb ik de vrijheid om te experimenteren. Dat is een vertrekpunt voor een compositie.”
“Ik vind het belangrijk om te weten hoe ik klank moet maken op een instrument. Dan kan ik ongewone dingen vinden. Soms duurt dat uren. Soms gaat het per ongeluk. Als ik dat met een muzikant doe gaat dat veel minder makkelijk. Zij hebben ervaring en ze tonen mij iets dat gebaseerd is op traditie. Op muziek die allang geschreven is. Als ik iets bijzonders wil creëren dat nog niet bestaat moet ik het echt zelf doen. Dat helpt ook tijdens repetities, als iemand vraagt hoe een bepaald geluid uit te voeren, kan ik het uitleggen of laten zien. Dat laatste is beter.”
Khubeev ontgint nieuwe gebieden van het instrument. Hij zoekt naar nieuwe klanken en manieren van spelen om materiaal te genereren. In ‘The Whisper of Phoenix’ speelt de violist met vingerhoedjes; de houtblazers in ‘Ghost of Dystopia’ strijken plastic dozen met strijkstokken. Het gaat hem om het fysieke aspect tussen de uitvoerder en het instrument. “Ik schrijf materiaal dat voortkomt uit een bepaalde frictie: wrijven, schrapen, krassen en aanraken. Er is een hoop fysiek contact. Dat wil ik ook overbrengen naar het publiek. Ik houd van complexe structuren die langzaam verschuiven. Met zulk fysiek materiaal kan het publiek ook echt het fysieke gebaar voelen. Niet rationaal, maar het is er.”
In Rusland zijn er geen instituten, geen festival en weinig ensembles die hedendaagse muziek spelen. Er is geen gevestigde traditie. De generatie van Khubeev groeide op in Rusland. Niet in de Sovjet-Unie. Veel componisten van eerdere generaties zijn vertrokken. Jonge componisten voelen zich vrij, er is geen druk of bepaalde stijl waar ze zich aan moeten conformeren. Daardoor is er een hoop ruimte voor experiment. Daar ligt ook zijn voorkeur: “Ik houd echt van componisten die hun generatie voorbij gaan. Er zijn er een paar: Bach, Stravinsky, Moessorgski en Schönberg. Daar houd ik van, muziek die iets vreemds heeft in vergelijking met de rest van haar tijd. Eigenlijk schrijven dat soort componisten toekomstmuziek.”
Foto © Anna van Kooij