“We hebben een erotiek van de muziek nodig,” zegt de Duitse componist Matthias Krüger (1987). “Er zit een soort sensualiteit in muziek. Het is een soort vermoeden. Eigenlijk is het een heel helder gevoel maar je kan er net niet je vinger op leggen. Van goede muziek krijg je kippenvel, alsof het je aanraakt, een kleine streling. Op een bepaalde manier is het een liefdesdaad.
Toen Matthias Krüger jong was speelde hij blokfluit, viool, piano en altviool maar dacht niet na over een muzikale carrière: “Ik was filmverslaafd. Ik had mijn eigen archief vol videobanden en op de middelbare school maakte ik korte films. Toen ik twaalf was ben ik een roman begonnen. Ik heb het nooit afgemaakt. Ik raakte mijn interesse kwijt in het verhaal maar ik was altijd dingen aan het maken. Het medium maakte niet uit. Muziek was er in de achtergrond, als behang. Ik hechtte er weinig waarde aan totdat ik muziek ging componeren voor mijn eigen films. Toen pas realiseerde ik dat ik eigenlijk muziek wilde maken.”
Tijdens het schrijven van Wie ein Stück Fett (Redux) (2016) zag Krüger een performance van de kunstenaar Tino Sehgal in het Martin-Gropius-Bau in Berlijn. Dat liet een diepe indruk achter en beïnvloedde zijn ideeën over menselijke relaties tijdens concerten: “Ik had zijn show gezien, This Variation. De performance begon in een volledig donker kamer, je zag geen hand voor ogen. Ik zag niks maar ik hoorde mensen dansen en zingen. Plotseling stormde twintig mensen de zaal uit naar het gigantische atrium. Daar kropen ze over de vloer, terug naar de donkere kamer, terwijl ze een minimalistisch patroon zongen. Ik zat op een trapje en ze moesten langs mij om terug te komen. Een van hen kwam naar mij toe gekropen en ik wilde uit de weg gaan maar hij hield me tegen. Hij legde zijn hoofd op mijn knie en bleef dat simpele, net rare melodische patroon zingen. Dat duurde een minuut of twee. Na dit moment vol kalmte kroop hij terug de kamer in. Er zat een soort acceptatie in, van iets werkelijks en van onderlinge menselijkheid. De uitvoerders bezorgen je de mogelijkheid tot kippenvel; bijna als een streling of een geschenk. Dat heeft veel met sensualiteit te maken.” Krügers behandeling van de stem in Wie ein Stück Fett (Redux) roept deze sensualiteit op in zijn muziek, een stem die zingt, spreekt, schreeuwt, jankt en prevelt.
Op een gelijksoortige manier wil Krüger een menselijk element in zijn muziek benadrukken. In LAL (First Draft) (2015) bijvoorbeeld, schrijft hij expliciet voor dat de accordeonist en de Turkse doedelzakspeler geen professionele muzikanten moeten zijn. Het is voor hem een manier om de mens achter de muzikant te tonen: “Virtuositeit om de virtuositeit heeft geen enkele zin. Een getrainde muzikant die moeilijke toonladders perfect uitvoert is een soort machine. Als iemand iets niet helemaal onder controle heeft ontstaat er drama op het podium. Hij of zij worstelt, alsof ze natuurkrachten proberen te temmen. Daar zit een soort ontdekking in en een speelsheid. Daardoor verschijnt de mens.”
Achter die speelsheid zit ook een meer humoristische toon in Krügers werk: “Ik gebruik heel vaak elementen in mijn muziek die ik had bedacht als grap voor de uitvoerder als we iets uitprobeerden. Dat gebeurde in het stuk Die Menschen sind Engel und leben im Himmel (2017), voor solo accordeon. Ik wilde dat de uitvoerder zijn tong uitstak en heel snel heen en weer bewoog terwijl hij een triller speelde. Dat was heel knullig en ik dacht dat ik het niet ging gebruiken. Maar het wekte een hele sterke reactie op. Het voelde goed. Waarom zou ik het dan niet gebruiken? Op een bepaalde manier hebben dit soort grappen een hele specifieke functie: er ontstaat een moment van medeplichtigheid of onderling begrip tussen de muzikant en het publiek, een knipoog, een kleine streling.”