Gaudeamus werd opgericht door Walter Maas: een voor de nazi’s gevluchte Joodse textielingenieur die uitgroeide tot een vurige voorvechter van jonge componisten en hun werk. Een man wiens eigenzinnigheid nog altijd deel uitmaken van het DNA van Gaudeamus.
De Joodse textielingenieur Walter Alfred Friedrich Maas (1909 – 1992) ontvluchtte in 1933 het opkomende nazisme in Duitsland. Vanaf 1941 huurde hij in Bilthoven villa Huize Gaudeamus, waar hij met zijn ouders een pension onderhield. Toen ook Nederland voor joden niet meer veilig werd, ging de familie weer op de vlucht. Maas begon een barre tocht van vluchtadres naar vluchtadres, en zat daarbij onder meer nog weer drie maanden ondergedoken in Huize Gaudeamus, in een verborgen hok op de zolder. Tijdens deze barre periode nam hij zich op een gegeven moment voor: als ik dit overleef, doe ik daarna iets terug voor Nederland.
Kort na de oorlog keerde Maas wederom terug naar Huize Gaudeamus. Daar klopten op een dag de musici Julius en Johannes Röntgen, de zonen van componist Julius Röntgen, die Huize Gaudeamus in 1924 liet bouwen. Ze willen een concert geven in Huize Gaudeamus. Dat concert kwam er op zondagmiddag 4 november 1945. Het was een daverend succes en er volgden meerdere. Als Maas tijdens een van de concerten in Huize Gaudeamus de jonge componist Henk Stam ontmoet, leidt dat ertoe dat Gaudeamus zich langzamerhand steeds meer gaat inzetten voor het werk van jonge componisten. Gaudeamus én Maas hebben hun doel gevonden.
De Engels-Duits-Nederlandse tongval van de internationaal georiënteerde Maas was niet altijd even duidelijk te verstaan – luister hieronder maar. Toch klonk één motto altijd kraakhelder: ‘Ich hab’ das Meine getan, tut ihr nun das Eure.’ Wat dat betekent, ondervond menigeen bij nacht en ontij. Medewerkers en anderen belde hij gerust uit bed. Maas was zo een onontkoombare pleitbezorger voor jonge componisten. Ministeries maakte hij ‘gek’ met de vele telefoontjes die ze van hem ontvingen. Maar hij kreeg zo ook veel geld los voor programmeringen. De betekenis daarvan voor het culturele leven werd opgemerkt. Alle inzet ‘betaalde’ zich uit in diverse prijzen voor het werk van de baanbrekend blijkende musici en componisten.