Toen Louis Andriessen zich met de Staat in een discussie mengde over de invloed van muziek op de politiek, stelde hij dat muziek nog nooit voor een politieke koersverandering had gezorgd. Dat was een kritiek op Plato, die volgens Andriessen de fout maakte om musici niet los te zien van de cultuur die vanuit hun muziek ontstaat. Voordat Andriessen zijn kritiek aanbiedt, maakt hij duidelijk dat dit niet betekent dat hij muziek buiten het domein van de politiek of de sociale wereld beschouwt.
In Plato’s ideale staat hebben muziek en kunst slechts één functie: het imiteren van de ideeën en wereldvisie van zijn ideale staat. Alle vormen van muziek die dissonantie, melancholie of buitensporige empathie voor zogenaamde ‘minderen’ uitdrukken, zouden worden verboden, en de muzikanten en kunstenaars die zich met dergelijke uitdrukkingen bezighouden, zouden in ballingschap worden gestuurd. In dit opzicht zijn muziek en de staat idealiter met elkaar verweven.
Andriessen vindt dit idee zowel absurd als, op een bepaalde manier, betreurenswaardig. Hij wenst dat muziek meer op zichzelf zou kunnen doen.
In dit essay verken ik de impact van muziek, taal en kunst in de politieke en het sociale domein.
Andriessen was van mening dat de muziek waar je naar luistert en de instrumenten en stijlen waar je bekend mee raakt, grotendeels worden bepaald door sociale context en omgeving.
Hij legt uit dat de elementen waaruit muziek bestaat, zoals ritme, weliswaar universeel zijn en overal in de natuur zijn terug te vinden, maar pas tot cultuur worden – tot een sociaal gegeven – op het moment dat ze in een structuur worden geplaatst. In veel culturen is deze opvatting van kunst en muziek algemeen bekend. Daar dient muziek als belangrijk sociaal gereedschap voor deelname aan culturele praktijken en rituelen, en voor politieke stellingname.
Ik ga hier graag wat dieper in op een aantal van zulke tradities die hun wortels hebben in de West-Afrikaanse cultuur en neem jullie mee op een verkenning van de geluiden en begrippen die van invloed zijn geweest op mijn sociale leefwereld.
Mijn grootmoeder zegt vaak: “Inu orin adura wa,” wat je naar het Nederlands kunt vertalen als “In elk lied schuilt een gebed”, of in het Engels: “In every song lies a prayer”. Uit deze uitspraak spreekt een specifiek begrip van de rol en het belang van muziek, die sterk samenhangt met de manier waarop de Yoruba de functie van kunst zien.
Het woord orin, wat “lied” betekent, lijkt op het woord “ori”, wat je kunt vertalen als “hoofd”.
Als we inzoomen op “ori” wordt duidelijk dat deze term meer omvat dan alleen het fysieke aspect van het lichaam. Het woord draagt een diepere, minder tastbare betekenis die het puur lichamelijke ontstijgt.
Het woord “ori” bestaat uit het voorvoegsel “o,” dat staat voor de waarnemer of in Westerse termen het individu, ongeacht gender, en het achtervoegsel “ri,” waarmee waarneming wordt aangegeven. Samen vormen ze het begrip “ori” als zetel van de waarneming. In termen van de Westerse theologie is het vergelijkbaar met de “zetel van het bewustzijn,” en in het Taoisme komt het ongeveer overeen met het “onkenbare ik” dat aan de basis ligt van het zelfbewustzijn. Ori staat voor de kern van het bewustzijn en het zelfbewustzijn.
Het concept Ori stamt direct uit de Ifa, het heilige boek van de Orisha. De Orisha, de spirituele krachten in de natuur, zijn ieder voor zich en als geheel verbonden met Ori, “de kern van het bewustzijn in alle verschijningsvormen.” Ori staat voor een voorouderlijke beschermende ziel, die vaak wordt gezien als het hogere zelf van een mens, of de goddelijke kern, die zorg draagt voor de persoonlijke behoeften, verlangens en belangen.
De Oríkì is een traditionele lofzang van de Yórùbá waarin zowel het leven als de dood worden gevierd, maar waarin ook de sleutel ligt tot het unieke recept voor iemands persoonlijke leven.
De Yórùbá geloven dat woorden een spirituele kracht bezitten en dat het creëren van poëzie, of dat nu geschreven of gesproken teksten zijn, een spirituele handeling op zich is. Zoals ik al vertelde zegt mijn grootmoeder, iya nla, vaak “inu orin adura wa” tegen me. Het is dan ook logisch dat binnen het concept van spiritualiteit en taal van de Yoruba het woord voor lied, “orin”, ook het woord voor spirituele kern omvat, “ori”. Oríkì omvat drie woorden: “ori” hoofd, “orin” lied en “kí”, begroeting. Oríkì vertelt het verhaal van iemands afkomst en voorouders en voorspelt de toekomst van die persoon.
Als een kind geboren wordt, krijgt het verschillende namen van de ouders en de familieleden. Het kind krijgt ook een Oríkì. Letterlijk vertaald betekent oríkì een begroetingslied. Het lied waarmee je in het leven wordt verwelkomd. Het is een naam die specifiek voor dit kind bedoeld is en die buiten de familie niet wordt gedeeld. Deze naam draagt een lied met zich mee. Een jongen bijvoorbeeld kan bij zijn geboorte vele namen krijgen, waaronder een Oríkì-naam die is gebaseerd op zijn eigenschappen en de kenmerken van zijn voorouders. In het lied wordt het verhaal verteld van de familiegeschiedenis, en op basis daarvan wordt een voorspelling gedaan over het leven van het kind. Er worden professionele zangers/spoken word artiesten ingehuurd om deze oríkì tijdens de naamgevingsceremonie te zingen of uit te spreken. De Yoruba zeggen dat iemand die zich verloren voelt of de weg kwijt is in het leven, haar ouders moet vragen om de oríkì te zingen of uit te spreken, om via dat verhaal haar voorbestemde weg terug te vinden.
Mijn moeder, het oudste kind en de eerste dochter van mijn iya nla, verliet Nigeria toen ze midden twintig was om met haar man mee te gaan. Tot haar vijftigste was ze nog maar twee keer terug geweest naar haar geboortegrond. Dat jaar, in augustus, kwam haar jongere broer voor de eerste keer bij haar op bezoek met zijn gezin. In het thuisland hadden ze een grote verrassing voorbereid. Ze hadden een rondreizende dichter de opdracht gegeven naar de nederzetting te komen waar mijn grootouders waren opgegroeid, en van daaruit naar de oudste nederzetting te reizen waar de familie vandaan kwam. Onderweg van dorp naar dorp verzamelde hij grote en kleine verhalen en mythes over hun bloedlijn, en de goede daden van mijn moeder zelf. De dichter maakte er teksten van, die op een drumbeat werden gezongen, waarmee de geesten van onze voorouders werden opgeroepen. De specifieke rol van zulke dichters en zangers is die van historisch archivaris.
Het gedicht bereikte mijn moeder op haar vijftigste verjaardag. Haar broer had het meegebracht als video-opname. Zodra ze de woorden hoorde, viel mijn moeder op haar knieën neer. Haar bruine neus werd rood van het huilen, haar handen sloeg ze voor haar borst. Met haar ogen dicht keerde ze zich naar binnen om haar Oríkì aan te horen.
Nu is het weefsel van haar oríkì uitgebreid; het is meer dan een viering van haar leven geworden, nu ook het verdriet van haar ervaring als migrant erin is opgenomen en nu het lied ook uiting geeft aan haar gevoelens van verlies en ontheemding. Het is het geluid van iets dat ze zo goed kent maar dat zo ver weg is, en nu heeft het haar eindelijk weer bereikt. Het dient als geheugensteun aan de plek waar ze vandaan komt, ondanks dat ze duizenden kilometers ver weg is gereisd, en het stelt haar gerust om te weten dat ze langs een pad wordt geleid dat helemaal speciaal voor haar is uitgezet.
Oríkì werd ook gebruikt tijdens veldslagen, om beroemde krijgers uit hun graf te laten opstaan om hun kracht door te geven. Bij begrafenissen wordt het gebruikt om de voorouders te vleien en hen te vragen om een goede toekomst voor de nabestaanden.
De echo-ende stemmen en drums doen denken aan de voorouders en de tradities uit het verleden. De herinneringen aan dat verleden geven vertrouwen in het heden en de moed om te ijveren voor een glorieuze toekomst.
Uit: Oríkì in Traditional Yoruba Music Author(s): ‘Tunji Vidal: African Arts.
Ook de drums spelen een belangrijke rol. Ze helpen de luisteraar in een meditatieve staat te komen; de mensen zeggen dat ze een brug vormen tussen de tastbare wereld en het ontastbare. Met name de ‘talking drum’, die tonaal is, kan de klanken in de Yoruba taal nabootsen. De kracht van de Oríkì en het drummen ligt in de herhaling.
Voor een westerling is de doorlopende herhaling van een eenvoudige korte melodie eentonig. Maar voor een Afrikaan is dat juist opwindend, bevredigend en plezierig. Een Europeaan luistert naar muziek als een op zichzelf staande kunstvorm. De schoonheid schuilt in het academische constructiewerk waarmee vorm wordt gegeven aan rauwe emotionele impulsen. Een Afrikaan luistert naar muziek als een spontane en symbolisch geladen kunstvorm. De schoonheid schuilt in de bijdrage die de muziek levert aan het bewaren van de religieuze en sociale orde.
Het gaat om een sociaal verschil; het zit in de manier waarop mensen met elkaar samenleven, en de verschillende instituties die in die verschillende samenlevingen vorm geven aan de productie van muziek. In Afrikaanse samenlevingen is de esthetiek verknoopt met religie en sociaal gedrag, terwijl die dingen in Europese samenlevingen juist los van elkaar zijn komen staan.
Uit: Oríkì in Traditional Yoruba Music Author(s): ‘Tunji Vidal: African Arts.
Klank en ritmiek zijn een eeuwenoude traditie. Door die te reproduceren creëer je daar een nieuwe verbintenis mee. Je stapt door mee te dansen in de voetstappen van het verleden, en als ontvanger hoef je nergens bang voor te zijn, want degenen die je voor zijn gegaan hebben dezelfde dingen meegemaakt en geven je hun kracht (àṣẹ). Je bent niet alleen. Je zou kunnen zeggen dat de drums, het klappen, de duduke en de beat fungeren als tolk tussen de levenden en de doden.
De bewering dat muziek niet meer is dan een kunstvorm, los van politiek, geeft een dieper bedrog prijs dat we in de westerse wereld vaker zien — het is een cultuur die de eigen wortels in de natuur, het goddelijke en tradities steeds minder belangrijk is gaan vinden. Het lossnijden van die connectie komt misschien voort uit de drang om afstand te nemen van acties die zijn opgeslagen in het nationale geheugen en de collectieve psyche.
Maar het belang van de drums klinkt door bij de afstammelingen van Afrikanen die tijdens de trans-Atlantische slavenhandel naar de Verenigde Staten zijn verscheept. Het was expliciet verboden om te drummen en trommelen op de schepen en plantages, omdat drummen de kracht had om opstanden op te wekken. Het verbod bewijst de angst van de machthebbers voor de kracht van de drum om mensen in beweging te brengen. Niet alleen als muzikale expressie, maar juist ook als middel voor de tot slaaf gemaakten om verbinding te leggen, te communiceren en in verzet te komen. De drum is daarmee de belichaming van een essentieel onderdeel van het culturele erfgoed, en van de weerbaarheid en kracht van een gemeenschap die moest vechten voor hun identiteit en vrijheid.
Zoals filosoof, dichter en mensenrechtenactivist Henry David Thoreau schreef in Walden:
“Ik ben ervan overtuigd dat het meeste wat mijn buren goed noemen, slecht is, en als ik ergens spijt van heb, dan is dat van mijn goede gedrag. Van wat voor duivel was ik bezeten dat ik me zo gedroeg?”
Ik kwam deze tekst tegen als motto van de roman A Different Drummer door William Melvin Kelley. In deze roman koopt een voormalig tot slaaf gemaakte het land van zijn gewezen eigenaars op, en steekt het, zonder een woord te zeggen, in brand. En alsof er een vloek wordt verbroken, vertrekken alle voormalig tot slaaf gemaakten die daar nog werkten en laten het dorp achter. Het verhaal wordt verteld door verschillende witte vertellers die achterblijven zonder werkkrachten.
Henry David Thoreau schreef ook het wereldberoemde essay Civil Disobedience, dat vaak is aangehaald om witte burgers over te halen om voor de afschaffing van de slavernij te stemmen. Het verbaast mij dan ook niet dat Thoreau’s Walden eindigt met:
“Als iemand niet met zijn kameraden in de pas kan blijven, komt dat misschien doordat hij een andere tamboer hoort. Laat hem stappen op de maat van de muziek die hij hoort, in wat voor maat en hoe ver ook.”
Binnen de taaltheorie van de Yoruba hebben woorden gezag; ze kunnen ervoor zorgen dat iets gebeurt. Dit wordt ‘Àṣẹ’ genoemd. Àṣẹ komt van een eeuwenoud woord uit de Kongo- Sahara regio voor “hand”, wat het belang aantoont van het handelen in de betekenis van die term.
“Ise”, het woord voor werk, en “se”, het woord voor doen, vormen ook onderdeel van “àṣẹ”. Van alle creatieve beroepen hebben schrijvers als geen ander toegang tot deze kracht. Men gelooft dat zij de macht hebben om verandering in gang te brengen.
Wat moeten we nu met al deze informatie? Net als Louis Andriessen geloof ik dat kunst ons niet alleen in staat stelt het heden te beïnvloeden en de toekomst vorm te geven, maar ook om bij te dragen aan een doorlopende dialoog met het verleden. Is taal als compositie van geluid en uitgerekte lettergrepen, niet eigenlijk een overblijfsel dat ons van generatie op generatie wordt doorgegeven? Als we ons bezighouden met poëzie en muziek doen we in feite niets anders dan het raadplegen van een archief.
[song in praise of Oya, the orisha of wind and change]